Na het afscheid van Coen, Eddie en Ciska ben ik een paar dagen alleen op de Luna. De hemel is weer blauw, de zon schijnt en het waait nog steeds loeihard. De marina van Mytilini biedt veilige beschutting en het personeel is erg aardig. Een tuiger, ja zo heet dat, komt kijken naar het voorstagprobleem. Het stag moet eraf en met de veerboot naar Athene gezonden worden concludeert hij. In drie dagen is het weer retour met de goede terminal er aan geperst die wèl door het profiel past dat Coen meebracht. Na wat doordenken lijkt het mij beter om het stag met de Luna en al naar Athene of een andere plek te brengen waar er een nieuwe terminal op gezet kan worden. Dan nog maar even blijven doorzeilen met het kleine zeil en de halfwinder.
In Mytilini komen steeds meer vluchtelingen aan die de sprong naar Europa wagen in wankele bootjes. Door de harde en koude noordenwind en de hoge golven is de oversteek een hachelijke onderneming geworden en vooral onder de vrouwen en kinderen vallen slachtoffers. De bevolking van Lesbos zet zich in om degenen die het wel gered hebben verder te helpen. Grote veerboten varen af en aan om hen naar Athene te brengen en dan begint opnieuw een uitputtende reis. Ik doorzoek de boot om nog wat weg te kunnen geven. Een paar schoenen, een koffer, veel is het niet.
En dan komen Akul, Asmi, Gerriteh en Abhilasha, oude vrienden die ik al heel lang ken, om samen met mij de zeiltocht te vervolgen. Het waait nog steeds hard en met reddingsvesten aan vertrekken we uit de haven. We hebben de wind mee en alleen op het kleine voorzeiltje varen we met een flinke vaart naar de zuidkust van Lesbos. Opnieuw een ontmoeting met dolfijnen! Ze spelen met onze boeggolf en duiken steeds weer op naast de boot. We worden helemaal blij van dit leuke gezelschap. Even later bereiken we de nauwe doorgang naar een diepe binnenzee. Het is direct rustiger en de dolfijnen laten we achter ons. We varen langs bochten en kleine vissersdorpjes totdat we op een geschikte aanlegplaats komen bij het dorpje Loutra. Daar brengen we de nacht door na een lekkere maaltijd in de taveerne aan de waterkant.
De volgende dag varen we naar het stadje Plomario aan de zuidkust van Lesbos. Een leuke stadje, maar de haven is onprettig met deze wind. Er staat veel deining en het wordt een onrustige nacht in een Luna die heftig blijft schommelen. Een beetje brak vangen we de volgende dag aan met de oversteek naar het kleine eilandje Oinoussia, zo’n 40 mijl verderop. De wind is een stuk rustiger en dat betekent dat we de grote halfwinder kunnen hijsen. Lesbos wordt al snel kleiner en voor ons zien we de hoge bergen van Turkije en Chios, met Oinoussia daar tussen in. Laat in de middag zijn we vlakbij Oinoussia en worden we begroet door een groepje dolfijnen! We veren allemaal op en zijn blij ze te zien.
Het eilandje bevalt ons zo dat we twee nachten blijven. We maken kennis met de bakker die Perikles heet en wandelen over het eilandje en door het dorpje dat zo’n 800 inwoners telt. Veel Griekse reders komen hier vandaan en dat verklaart de welstand van deze mini-samenleving. Overal staan standbeelden om de goeddoeners te eren. De mooiste is die van de zeemeermin bij de ingang van de haven.
Vanaf Chios gaan mijn vrienden met de veerboot terug naar Lesbos en begint mijn laatste week op de Luna. Tijd om de boot schoon te maken, op te ruimen en de laatste klusjes te doen. Over een week komen mede-eigenaars Ron en Francisca om nog even te kunnen zeilen voor Luna op de kant gaat. Na een paar dagen aan de kade in Chios te hebben gelegen besluit ik terug te gaan naar Oinoussia. Het kleine eilandje met tal van mooie beschutte ankerbaaien trekt me meer aan dan de kale betonnen kade.